Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Wet op het BTW-compensatiefonds

 

Artikel 2
1
Er is een BTW-compensatiefonds.
2
Het fonds is een begrotingsfonds als bedoeld in artikel 9 van de Comptabiliteitswet 2001.
3
Onze Minister voert het beheer over de begroting van het fonds.
4
Het fonds wordt gevoed door voor ieder uitkeringsjaar bij wet een bedrag aan middelen van het Rijk ten behoeve van het fonds af te zonderen.
Onze Minister kan nadere regels stellen ter bepaling van de wijze van voeding van het fonds.
5
Ten gunste van de begroting van het fonds van enig jaar wordt het gerealiseerde batig saldo van het fonds van het voorafgaande jaar gebracht.
6
De uitgaven van het fonds worden gevormd door:
a
bijdragen;
b
de uitgaven ten behoeve van het beheer van het fonds.
Onze Minister kan nadere regels stellen ter bepaling van de wijze van uitkering van het fonds en het verstrekken van voorschotten.
7
Ten laste van de begroting van het fonds van enig jaar wordt het gerealiseerde nadelig saldo van het fonds van het voorafgaande jaar gebracht.
8
In afwijking van artikel 2, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001 bevat de begroting van het fonds geen ramingen van de verplichtingen. Artikel 53, eerste lid, aanhef en onder c, is niet van toepassing.
9
De inspecteur verstrekt de gegevens die nodig zijn ten behoeve van het beheer van het fonds.
10
Onze Minister kan nadere regels stellen met betrekking tot de minimale hoogte van de bijdragen uit het fonds.
Onze Minister kan daarbij nadere regels stellen met betrekking tot de toepassing van een vereveningsfactor in verband met de budgettaire verwerking daarvan voorzover de bijdragen uit het fonds op grond van dit lid meer bedragen dan de bijdragen waarop recht bestaat op grond van de overige bepalingen van deze wet.
Onze Minister kan voorts nadere regels stellen met betrekking tot een verevening van de in de vorige volzin bedoelde uitgekeerde hogere bijdragen in een kalenderjaar met bijdragen over daarop volgende kalenderjaren voorzover laatstbedoelde bijdragen de minimale hoogte van de bijdragen uit het fonds in die jaren overtreffen.
11
Onze Minister kan nadere regels stellen met betrekking tot de toepassing van een vereveningsfactor in verband met de budgettaire verwerking van bijdragen die niet samenhangen met betalingen op grond van de Wet op de omzetbelasting 1968.
12
Een krachtens dit artikel vastgestelde ministeriƫle regeling treedt niet eerder in werking dan acht weken na de datum van de plaatsing in de Staatscourant. Van de plaatsing wordt onverwijld mededeling gedaan aan de beide kamers der Staten-Generaal.


Jurisprudentie bij dit artikel

  • Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.

  • Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.
  •